zaterdag 31 januari 2015

De veteraan

De veteraan

Bij terugkomst
bleek hij vreemd volmaakt,
een onopvallende verschijning
in dit landschap.
(er was niemand)

Volstrekt lege muren
bepaalden zijn kamers;
alle beweging was zinloos.
(er was niets)

Wij voerden lange gesprekken,
buiten op het terras,
en dronken ijswijn
tot diep in de nacht.
(en alles kwam tot ons)

donderdag 29 januari 2015

De maan

De maan

Ik luister naar haar zang
als duinen naar de branding,
de wind ordent het graan
als haar stem mijn woorden.

‘Kijk,’ zegt ze,
‘daar is de zon.’
De zon gehoorzaamt.

Een wiel van sterren
richt mijn aandacht,
en de nacht is nooit duister
als ik luister.

Trager dan wolken en groter
verander ik,
van jong naar ouder naar oud
in haar leven.

woensdag 28 januari 2015

De tekstballon

De tekstballon


Vul in:
Hondenkoekjes op het glazen
of stenen schaaltje
in de stadsbus.
Ik zie:
ogen, diep, eindeloos, mateloos,
open ramen.
Ik  hoor:
"Nee, stel je voor, zeg, hé.
Ik kan toch niet..."

Donderen en verwonderen.
Regen bulkt door luchtbellen
vol fijnstof.
Bliksemschichten schieten van onderen
naar boven,
schrijven wolkengraffiti.
Mensenogen dragen water
in twee naar de zee
en de zee
kolkt.

Overal gesloten ramen
en ik ben een steen.
Ik druip dromerig als kaarsvet van de koude bus
als die nog maar net gestopt is
en verdwijn slurpend
                     in de goot.

Lees:
Als ik dood ben, ben ik niet meer.
Daarom leef ik, beleef ik, lees ik
het donderen, de plensbui
als een
tekstballon.

28 januari 2015

maandag 26 januari 2015

Jij bent de woorden

Jij bent de woorden


Woorden brachten stilte,
brachten moordende stilte,
taal in stremming.
Zintuiglijke waarneming
was werktuiglijk bedrog.
Ik kon
in alle talen zwijgen.

Geboeid
door de mechanica
van observatie
kon ik niet anders
dan reageren en doorgeven,
lemming zonder remming.
De maan beval getijden.
Ik kon
in elke beweging stilstaan.

Dagen dreven voorbij
zonder bestaansreden
en ontweken elke bestemming.
Nu ben jij de zwaartekracht.
Ik heb je stem in me,
jij bent de woorden.
Poëzie is meer dan taal
en ik kan
in elke houding schrijven.

26 januari 2015

Tot waar het wringt

Tot waar het wringt

brengen me woorden
terug naar de warmte,
ervaren als een glimlach,
een gebaar dat ze bracht
als tijdloos geschenk,
lichter en lichter,
en nog altijd in me
waar het zingt.

Al is ze nu
verder van me weg
dan ik kan bevatten,

brengen me woorden
terug naar de stilte,
zwijgt de dichter in me,
mijn handen vastgelopen
tot in de kilte,
waar het wringt.

Al is ze nu
verder van me weg
dan ik kan bevatten,

brengen me woorden
dichter en dichter.

zondag 25 januari 2015

Dansende nar

Dansende nar


De woorden
keren het sterven niet,
weren de dood niet af,
brengen geen zwerver thuis.

De stem zoekt klank,
de glimlach bleef verborgen,
de ogen moeten wennen
aan elke dag,
de woorden nog meer.

Geen gedicht
brengt een overledene terug.
Aderen zijn geworteld
in het hart
dat tot in de vingertakken
tast naar wat verdween,
aarde en hemel kervend.
Dementerende boom,
onterende herfst.

Dichters dwalen door
nooit onthuld landschap,
en kunnen niet troosten,
alleen dansen op de muziek
als elke nar.

25 januari 2015

zaterdag 24 januari 2015

Verdeel en heers

Verdeel en heers


Verdwaasde wartaal vanaf preekstoelen,
hersendood geraaskal in dorpscafés.
Geen vatbare voortgang.

Culturele armoe woekert, schimmelt.
Kansloze partijen, groeperingen,
splinters en afsplitsingen
citeren bewusteloos leugens en misvattingen,
herhalen, etaleren zelfvoldaan
sluw onbenul van verknipte leiders
in zinloze koorzang.

Zelf opgeworpen dijken, wallen,
grachten, vestingen, muren
beperken uitzicht, verhinderen inzicht.
Confronterende deuren en poorten
van verdeelde sportclubs,
uiteenvallende verenigingen
en conflictzoekende kerken
verdelen en heersen.
Bedreiging en hekelingen gedijen
naast beschuldigende scheldpartijen
in het angstige wijkblad.
Treurige teloorgang.

Een gekliefde gemeenschap
vervalt tot herhaling
van machteloze zetten
en plaatst het gegriefde individu
buiten mogelijke liefde.
In tegenstelling tot iedereen
blijf ik voor verbazing vatbaar.
Ik bemin en zie
hoeveel ieder op elkaar lijkt,
en dat houdt voorrang.

23 januari 2015

woensdag 21 januari 2015

Overdracht

Overdracht


Dwaas. Ik wilde
niets en niemand nodig hebben.
Een ochtendbries
over een leeg weiland
houdt wuivende berken stil.

Ik doe het steeds weer
en telkens anders.
Niets en niemand
neemt mij waar.
Motregen wist de sporen.

Ondanks zoeken
bleef het verlangen tastbaar,
naar iets dichterbij
dan dat.
De sperwer op de omheining
negeert mij,
niet de prooi.

Deze afwijking
wordt van stenen
op mensen overgedragen.

21 januari 2015

maandag 19 januari 2015

Venwandeling bij Oisterwijk

Venwandeling bij Oisterwijk


Een oude kraai
ben ik,
elk ven
dat ik verken
ken ik.

Zondagochtend,
onberoerde spiegels.
Een pad op een waterlelie
wacht op libellen.
Mistvitrage
vangt warm zonlicht
in dennenbossen
en loofboomkathedralen.

Ik struin
over stuifduinen
en wildsporen
rondom het Goorven
en volg mezelf.
Ik snuif en ruik
de zompige bodem,
mest en planten.
Een natuurfeest,
bekroond met reiger
en aalscholver.

In regelmaat
plaats ik zinnen
in de ruimte
als piketpalen.
Markeringen
van een zoektocht
zonder doel,
en als alles op schrift staat,
als voetspoor,
haal ik de woorden weg.
Alles bestaat
ook zonder mij.

Op het verwarmd terras
van de Venkraai
kom ik bij zinnen,
in zinnen
op papier.

19 januari 2015

De schipper

De schipper


Na alle ambtenarij van het ontwaken
en het schudden van kaarten
kwam ik bijeen in vergadering,
coherente legpuzzel,
in de onbekende ochtend,
gesloten boek,
afwachtende haven.

In het zand nog haar naam.
De branding van de dag nadert.
Ik vertoon samenhang
in bladerende wind.
Ik heb weinig verstand
van ademhalen
maar het lukt me beter dan ooit
sinds ik haar ken.

Iedereen wil antwoorden
en ik vergat de vragen.
Te weten
dat ik haar binnenkort
terug zal zien
geeft me snelheid
en richting.
Ik duik over de horizon,
vrachtloos.

19 januari 2015

vrijdag 16 januari 2015

Kater

Kater


Een hoog gehalte
stilte in de aderen.
Hoogzwangere dichter:
elk moment
kan er een woord ontsnappen
en ik zwijg en luister.

Vage gestalte.
Ik drijf uit in
aspirinelicht
en weldadige behoefte
aan vormloze rust.
Ik negeer weeën.

Opgeheven halte.
Het huis een zintuig,
afwachtend.
Zonlicht laag en traag
en op de daken
zitten merels te klieren.

donderdag 15 januari 2015

Afgekeurd gedicht

Afgekeurd gedicht


Op gedwongen visite bij
het echtpaar smaakvol,
hij en zij.

Zij verwart hem
met de televisie.
Hij krijgt bij voorkeur
elke dag hetzelfde nieuws
door de voordeur.

Er groeit niets meer,
ook geen inzicht,
laat staan onkruid,
in hun betonnen tuin.

Zij sloegen klauwen
in mijn gedicht en het bloedde,
teken van leven, niet?

Mijn verwoordingen
en letteren
pasten niet exact
in de normen en waarden
van hun vormen en
beperkingen,
het bleef bloeden en etteren.

Hierbij
een selfie
van mijn rug.
Daar kunt u op.

woensdag 14 januari 2015

Rond half elf

Rond half elf


Haar zwijgen,
ongeveer even lang als
een brandende kaars
en ik wacht.

Stilte
als leeg papier.
Ik wou dat ze iets zei,
dat er iets gebeurde.
Buiten
snijdt een rivier door de nacht.

Ik wou dat ik stil was.
Woonboten schommelen als vanouds
en in de ruiten van het bankgebouw
is wolkenlucht onmiskenbaar.
Ik blijf ondoordacht.

Ik probeer
een haastig soort wachten.

14 januari 2015

dinsdag 13 januari 2015

Onder de mensen

Onder de mensen


Ik kom zo,
ik moet eerst nog ontdooien.

Ik moet nog ogen vullen,
stembanden opwarmen,
het nieuws ontvouwen,
kleding terugvinden.

De komende tijd nog plannen.
het verleden vergeten.

Mijn lief toelaten,
mijn kinderen vertellen
waar ik was en hoe
en waarom niet.

Ik moet nog gaten vullen,
geen afscheid nemen,
het leven leven.

13 januari 2015

Liftend

Liftend


Voelend de westenwind
traag trekkend over straat,
beseffend
hoe de vleugels te spreiden.

Hoofdpijn
een wesp tegen een ruit.
Te laat, ik waad
door halshoog niets.
Hier volgt op actie
nauwelijks reactie,
staan tv’s aan
in lege kamers.
Gezien blijft gezien.

Het silhouet van de stad
vlijt neer
op de horizon,
gesloten.
Gedaan blijft gedaan
en beter verzwegen.

Ook de chauffeur
beheerst de taal niet,
negeert me
op mijn helft.
Alleen liftend
in een verkeerde nacht
tot de dageraad bedelft
in verhullend licht.
Ik ben te langzaam.

11 januari 2015

maandag 12 januari 2015

Elegie voor een evenknie

Elegie voor een evenknie


Ik herken
het gekortwiekte
in je vleugelslag,
het gesnoeide
in je taal.

Jij leerde overleven.
Terwijl sterken sneuvelden
en slimmen vereenzaamden
paste jij je aan.
Ik herken die ijking,
verrijking
na wat voorbij ging.

Ik herken die verstilling.
Je poetste en verhardde
je schild tot het glom,
weerkaatste,
aan de rand van de kudde
buiten het daglicht.

Jij die het laatst lacht,
ik herken de adelaarsblik,
die afgebeten aandacht,
aanklacht,
buiten het spotlicht.

Ik herken het
en dat werkt,
sterkt.

12 januari 2015
(voor een adelaar)

zondag 11 januari 2015

Op de hereniging

Op de hereniging


De rouw al minder rauw.
Twee borden dekken
overkomt haar niet meer.
Nog draagt zij
zijn ring naast de hare -
hij is er niet meer.

Gestript tot het minimale,
niets is nog eigen,
van huis naar thuis naar tehuis.
Zij kiest als code bij de deur
hun trouwjaar
maar dat geeft geen toegang -
ontheiliging door beveiliging,
en haar man helpt haar niet meer.

Elke kille nacht
koelt die benige hand
haar voorhoofd
met troostende amnesie -
haar man is er vaak niet meer.

Ik kende haar,
zij mij niet meer.
Zij ontmoet alleen nog vreemden -
ook ik ben er niet meer.

Zij vergat dat zij rekende
op de hereniging -
daar waar iedereen terugkeert
tot ongeboren stof.

zaterdag 10 januari 2015

De open dag

De open dag


1 (avond)


Het vergezicht
een vergezochte avond.
Zo heb ik er nog veel te goed.
De honger vertrouwd,
ik ben niets van plan.

Het wemelt stilte.
Alleen zijn met mezelf
is het geluid
van de snelweg buiten,
het went.

Ik ben nog nooit
zo ver weg geweest,
doorregend,
tussen verwaaide muren,
stagnerende verveling,
duisternis de keerzijde.

Ik weet niet meer
waar ik ben.
Ze vragen me
waar ik vandaan kom,
wat ik kom doen.
Ik weet geen antwoord.
De waarheid,
een straal ijswater,
splijt mijn hersens
en ik ben nog niet ver genoeg.
Ik vergat pen en papier.


2 (nacht)


Ik heb afstand,
eiwitte stilte en
langzame vooruitgang
als gletsjer in me,
en lees het dansend braille
van de straatverlichting.

Ik wil ademhalen
tot levenshouding verheffen,
allesomvattend
in ontvankelijke longen.

Een zelfportret
belaagt de kaders
van wat ik denk.
Bij voorbaat achtervolgd
door mijn sporen,
wacht ik actief
op wissende regen.


3 (ochtend)


Een opgaande zon
draait zich los uit dromen.
Ik dwaal door open deuren
de dag in,
een beklemmend schilderij,
lege omlijsting.

Slopende huizen
en warrige straten.
Hier verstrijkt de tijd
zonder strijd
of meetbare noodzaak,
een doelloze drijfjacht.
Hier komt beweging als
een voortdurende gewoonte.


4 (dag)


Hier hoort een rivier
van woorden de stromen,
oeverloos.
Ik ken elke zinswending
al was ik hier nooit eerder.

Zonlicht sijpelt
door alle poorten
van mijn zinnen,
doordrenkt mijn taal
en wordt echo,
spiegelbeeld.

Stilleven.
De wind laat sporen na,
de zon droogt mijn kleding.
Ik knik naar
de lege handen
van wuivend graan.
Opvlammende bloemen,
al dat eenzame vuur
zonder verlangen.

Stil even.
Ik sta op de schedel
van mijn bestemming
en heb geen bereik.
Hier hoort een rivier,
waarom loop hier geen rivier,
de oceaan wacht.


5 (avond)


Een punt wordt lijn
wordt cirkel wordt bol wordt
punt.
Ik schets en voltooi regenbogen
tot koepels om mijn ogen,
keer weerom
in alle kleuren denkbaar.

Elk moment is een begin
en een even vernietigend einde.
Uit de kiem van een idee
ontspruit een gedachte,
groeit een bloem,
een voedende vrucht
met pit.

Ik was in een nacht,
nu ben ik
met gesloten ogen
in een open dag.

maandag 5 januari 2015

De blauwe jurk

De blauwe jurk


Ergens in deze nacht
moet warmte schuilen.
Het perron is doelloos,
geen bestemming wacht.
Ik was net op tijd
om te laat te zijn.

Je trok je blauwe jurk aan.
Ik hou het meest van jou
in je blauwe jurk,
die met al die ritsen,
vol warmte,
vol van jou.

De laatste van vandaag
vertrok zojuist.
De trein heeft mij gemist.
Ik omschrijf mezelf
als terugkerend naar je warmte.

Terug naar de blauwe jurk.

zaterdag 3 januari 2015

Ontslagen uit het kuuroord

Ontslagen uit het kuuroord


Begin opnieuw.
Ik vulde mijn dagen
(hij vulde zijn dagen)
met holle momenten
en blanco ogenblikken.

Ik daagde de dood
(hij daagde de dood)
en slaagde.
Hij wist niets
wat hij wiste,
hoeveel hij niet wist.

Er was veel gewenning
en weinig kuur.
Ik keek naar buiten
als naar een aquarium.
De schilder leerde kijken
de beeldhouwer voelen,
de dichter luisteren.

Ik was in een nacht
en deed iets wits,
(hij deed iets wits)
bleef soepel en troebel,
en ontsloeg gedichten
te vroeg.

Toen viel alles open
wat ik dichtte.

vrijdag 2 januari 2015

De vos spreekt

De vos spreekt


Een vlucht woorden
strijkt neer.
Een avondzon
van weemoed
op blanco bladzijden,
een engel in vrije val,
ongedoofd
in een strofe.

Een onvoltooid,
ongeboren kind,
bloedend en
niet bedoeld
voor deze wereld.
Het leven nam een foto
en niets werd ouder.

Het gezin mijn religie,
mijn thuis en
daarbuiten wacht een woud
vol jagers.

Wat zegt de vos:
"Omheiningen,
daar lach ik om.
Ik zorg voor mijn nest,
jij voor het jouwe."

Dit verdween niet
achter een horizon.
Dit werd horizon.

donderdag 1 januari 2015

De manager

De manager

Bloempotten op de vensterbank en
de wereld kijkt belangstellend toe.
Het ene na het andere project
werd verpulverd onder pantservoeten
en gepolijste handen.
Hij trotseert druilregen
uit pure arrogantie.

Hij begrijpt het niet meer
en loopt zich ongelukkig,
Slaap overmant zijn ogen.
Hij trommelt op zijn bureau,
zijn woorden geladen en op scherp.

Er is behoefte aan vingers.

Juist in het onvermijdelijke,
het noodzakelijke,
huist het vernederende.
Alles richt zich op voortbestaan.
Hij zoekt toevlucht in definities
om onrust te kalmeren
en leeft kortademig.
Elk moment
kan het kantoor verdwijnen.

De behoefte aan vingers stijgt.

Vage vergissingen
achtervolgen dagelijks.
Als een beek de bedding
volgt hij routines.
Hij begrijpt het niet meer.

Hij kwam toevallig bij me langs
en we praatten tot laat in de ochtend.
Buiten verstreek de tijd
als vanouds.

De behoefte aan vingers
woekerde verder
tot boven ons uit.

Ik moet gaan

Ik moet gaan


Ik moet gaan

Buiten
damp van paardenmest
in ochtendmist,
draaiende motoren,
een huilend kind,
en iemand roept mijn naam:
ik moet gaan.

Liever bleef ik hier,
dat zou ook verstandiger zijn.
Ik heb wortels in deze grond
en iedereen kent mijn naam,
maar ik moet gaan.

Meeuwen krijsen.
Ik hoor een golfslag
niet ver van deze herberg,
waar ik achter de kachel
cognac naar binnen sla.
Geduldig wacht de oceaan,
vloed en eb wissen namen:
ik moet echt gaan.

Gaan met de zon
zonder na te denken
of te letten op hoe ik me voel,
de wereld rond,
verder en terug.
Niet de zon vertrekt,
de aarde wentelt.
Ik moet nu gaan.