zondag 10 januari 2016

Duvel in De Gouden Bal

Duvel in De Gouden Bal

 (fragment uit 'Uit het Zesde Huis', laatste deel: Naschokken)

Eindhoven, de nacht van 21 juni, zomersolstitium, midzomernacht 2013, Sint Jansfeest. Een Keltische feestnacht waarin heksen en demonen toesloegen, door de Moederkerk gekerstend door de geboortedag van Johannes de Doper op die datum te poneren. Nadat Maryvonne rond 8 uur met de stadsbus lijn 19 vanaf de leegstaande Heilig Hart van Jezus kerk aan de Gestelsestraat richting NS-station was vertrokken, had ik aan de bar van Café De Gouden Bal aan de Hoogstraat de laatste roddels in de Eindhovense muziekwereld opgepikt en nog steun toegezegd voor een Muzikantenmeldpunt op internet. Café-eigenaar Wim stond achter de bar glazen te spoelen.
Valt er nog iets te verdienen in de muziek?”, vroeg Wim.
Geven wij te weinig rondjes, Wim? Nou, dan lees ik voor uit het Evangelie volgens Johannes, hoofdstuk 19, vers 28: ‘Ik heb dorst.’ En geef die anderen ook wat”, zei ik. Wim telde met zijn vinger en begon te tappen.
Zeker valt er nog wat te vangen, Wim, maar je moet tegenwoordig vaker werk aannemen waar je vroeger de neus voor ophaalde. Eindhoven is een werkstad, cultuur moet je elders zoeken. Hoeveel Euri?” Om ons heen werd geknikt en gedronken. Ik zocht kleingeld bijeen en rekende af.
Weet je nog in mei aan de Diamantring, in Blixembosch in Eindhoven?”, vroeg Koos Engels, de bassist met moslimbaard waarmee ik wel eens samenspeelde. “Geen idee waar die gastheer zijn geld mee heeft verdiend, maar ik moest van hem oppassen geen kras te zetten op de Maserati op de inrit.”
Dat soort mensen zet de auto niet in de garage Koos, want daar ziet niemand hem.”
En hele hennenkooien met rinkelende blingbling meiden.”
Zag er goed uit, Koos.”
Ge weet het, Hans, alleen de buitenkant blinkt bij die wijven. Maar ik ben nog niet blind.”
Zegt een van die meiden: ‘Ik wil een kind van jou.’ Dus ik antwoord: ‘Nou, dat kan, dat komt goed uit. Ik heb twee zonen in de aanbieding. Een van ruim 25 en een van 23.’ Werd ze boos, Koos.”
Wij mochten ons vooral niet mengen met de gasten en moesten achter het podium in de feesttent blijven, in de tuin. We mochten ook niet de toiletten gebruiken in het woonhuis.”
Hebben we ook niet gedaan, Koos.”
Nee.” Wim tilde een dienblad over de toog en er werd rondgedeeld.
Proost, Koos.”
Welterusten. Ik vraag me af wat de buren daarvan vonden, de andere ochtend. De onnomwonenden.”
Onomwonenden. Ik wil het niet gaan vragen.” Onomwonenden? Dat was vanavond dus mijn laatste Duvel...
Hans van Veldhoven, een dixie-trombonist die ik alleen van naam en solo’s kende, had eerder die avond aan het gezelschap verteld dat hij stopte met optreden, omdat het hem allemaal ‘veel te veel’ werd. Wij hadden elkaar al in november 2010 gesproken over het misbruik dat hem was aangedaan bij de Congregatie van Broeders van Liefde van Eikenburg in Eindhoven. Hij wilde het niet oprakelen en troebel water loswoelen, zei hij, maar zijn lijkschouwing tuimelde ongeremd voort.
Op het station zou de laatste bus niet op mij wachten en ik bezocht nog snel het toilet, achterin de doorloop naar de tuin. Bij terugkomst waren de laatste drie van het gezelschap verdwenen. Alleen Hans zat nog aan de bar en hield mij een glas Duvel voor.
Vat er nog zo een van me, Hans. Ik weet niet wat je normaal drinkt.”
Zoveel mogelijk. Ik ben een duvelskind, je weet het. Maar goed, omdat je zo aandringt, Hans.” De duvel, duivel, gevallen engel die tegen beter weten in terug wil naar de hemel of zich verzoent met de hel...
Je vrouw heeft genoeg geduld met je, dat je niet op tijd thuis moet zijn?”
Meer dan Maria met Jezus, Hans.”
Ik leunde half op de stenen onderbouw van de open haard midden in de kroeg en knikte meelevend terwijl hij een opsomming stapelde van alle oorzaken, gedachten en redenen waarom het hem ‘veel te veel’ werd. Hij begon met iets wat ik nog kon volgen: zijn frustratie over zijn vrouw die maar bleef sms'en naar hun ruim drie jaar geleden bij het skiën omgekomen dochter en op antwoord bleef hopen. Hij graaide alles naar zich toe, of er nu verband in zat of niet, tot en met het slechte weer van die dag, en hoopte een berg opeen waar ook ik niet overheen had kunnen kijken. Hij sprak snel en gejaagd en reageerde nauwelijks als ik tussenbeide probeerde te komen. Mijn ogen ontvluchtten zijn blik, ik schommelde mijn Duvelglas om en zag achter de bar Wim zijn hoofd schudden. Ik nipte aan mijn bier, herhaalde fragmenten van wat hij zei, stelde wat eenwoordsvragen. Ik vroeg mij af waarom hij juist mij aanklampte en besloot dat ik voor hem de enige nog aanwezige, vaag bekende was. Zag ik er uit als een klaagmuur, of voelde ik mij verplicht te blijven luisteren? Voor een groot deel wel, al viel het mij steeds zwaarder, omdat mijn eigen verleden begon door te schemeren door zijn warrige klaagzang en omdat de alcohol mijn bewustzijn had vervaagd. De rest bestond uit begrensde, beperkte en ingehouden beleefdheid en medelijden.
Niet wat hem was overkomen dreigde hem te verdrinken, het was de zelfgebouwde opeenhoping waarin hij zich vastbeet en die hem overmande. Omdat hij verbanden zocht, vond hij die ook, en steeds meer. Als ik hem nu hulp zou aanbieden, dacht ik, zou ik extra druk, extra spanning toevoegen, dat heeft hij niet nodig. Hij stroomde leeg als een omgevallen emmer, vertelde en hervertelde zijn boek. Als dat hem hielp wilde ik daar best aan meewerken, en een Duvel verlichtte de taak. Sprak hij mij aan, omdat hij in mijn blik iets herkende, dat in mijzelf gekeerd zijn als ik mij onbespied waan, dat zwijgen? Maryvonne herkent aan die tekenen mijn stemming, sneller dan ik zelf.
De spiegelklok achter de bar liet mijn tijdslimiet naderen, en toen Hans naar het toilet ging, riep ik dat ik nu echt moest gaan, dat wij elkaar nog wel zouden zien, sterkte ermee. De rand van de biljarttafel glom in het maanlicht en een man en vrouw draaiden om elkaar heen, dansten bijna. Ik glimlachte, wuifde naar Wim, struikelde half over een damestas, sloeg mijn sjaal om, shalom שָׁלוֹם, en verliet het etablissement door de geluidshindersluis. Ik liep richting centrum langs de Hoogstraat en keek niet om. Don’t look back.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten